9 De landbelofte

“Het zal gebeuren, wanneer al deze dingen, de zegen en de vervloeking die ik u voorgehouden heb, over u komen, dat u het weer ter harte zult nemen onder alle volken waarheen de HEERE, uw God, u verdreven heeft. En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied. Dan zal de HEERE, uw God, een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer bijeen brengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had. Al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, toch zal de HEERE, uw God, u vandaar bijeenbrengen en u vandaar weghalen”. En de Heere, uw God, zal u naar het land brengen dat uw vaderen in bezit hadden, en u zult het weer in bezit nemen; en Hij zal u goeddoen en u talrijker maken dan uw vaderen. (Deutr.30:1-5)

“Zie, Ik doe hen komen uit het land van het noorden, Ik zal hen bijeenbrengen van de uithoeken van de aarde; onder hen zijn blinden en verlamden, zwangeren en barenden met elkaar: met een grote menigte zullen zij hierheen terugkomen. Onder geween zullen zij komen, onder smeekbeden zal Ik hen leiden. Ik zal hen doen gaan naar waterbeken, op een rechte weg, waarop zij niet zullen struikelen, want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm - Mijn eerstgeborene is hij. Hoor het woord van de HEERE, heidenvolken, verkondig het in de kustlanden van ver weg, en zeg: Hij Die Israël verstrooid heeft, zal het weer bijeenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde hoedt”.  (Jer.31:8-10)

“Zo zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis van Israël bijeengebracht heb uit de volken waaronder zij verspreid zijn, en Ik door hen voor de ogen van de heidenvolken geheiligd wordt, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik Mijn dienaar Jakob gegeven heb. Zij zullen er onbezorgd wonen, huizen bouwen en wijngaarden planten. Ja, zij zullen er onbezorgd wonen, zodra Ik strafgerichten heb voltrokken aan allen die hen verachten onder hen die hen omringen. Dan zullen zij weten dat Ik, de Heere, hun God ben”.  (Ez.28:25-26)

“Want zo zegt Heere HEERE: Zie, Ik zal Zelf naar Mijn schapen vragen en naar ze op zoek gaan. Zoals een herder op zoek gaat naar zijn kudde op de dag dat hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik op zoek gaan naar mijn schapen. Ik zal ze redden uit alle plaatsen waarheen ze verspreid zijn op de dag van donkere wolken. Ik zal ze uitleiden uit de volken, ze bijeenbrengen uit de landen en ze brengen naar hun land. Ik zal ze weiden op de bergen van Israël, bij de waterstromen en in alle bewoonbare plaatsen van het land. In goede weide zal Ik ze weiden en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn. Ze zullen daar neerliggen in een goede weideplaats en ze zullen grazen in de voortreffelijkste weide op de bergen van Israël. Ik zal Zelf Mijn schapen weiden en Ik zal ze Zelf doen neerliggen, spreekt de Heere HEERE. Het verlorene zal Ik zoeken, het afgedwaalde zal Ik terugbrengen, het gebrokene zal Ik verbinden, en het zieken zal Ik versterken, maar het welgedane en het sterke zal Ik wegvagen. Ik zal ze weiden zoals het hoort”.  (Ez.34:11-16)

Wat een schitterende profetieën en beloften heeft God bij monde van de profeten aan Zijn volk gegeven!  Zijn woord staat er vol mee, als je het maar wilt zien en niet als zijnde afgedaan of inhumaan. Onze God is een God van trouw en Zijn plannen falen nooit! Daarom blijft het mij iedere keer weer verbazen dat er christenen zijn die voor een twee-staten oplossing zijn in Israël. Een joodse staat en een palestijnse staat. Dat de wereld er zo over denkt is te begrijpen, maar een kind van God zou daar Bijbels over moeten denken! Zeker als je bedenkt dat het om Judea en Samaria (de Westbank) gaat, hèt hartland van Israël.  Inclusief de helft van Jeruzalem, met de Olijfberg, het Tempelplein, de oude stad en de Kotel (Klaagmuur).

Toen God aan Abraham verscheen en hem de landbelofte gaf, was Abraham in Sichem, het tegenwoordige Nabloes (Gen.12:6-7). Het land wat hij om zich heen zag, zou Israël worden. Een joodse staat, door God beloofd. Geen palestijnse staat dus, want Nabloes ligt in Samaria. Overigens, een palestijns volk bestond toen nog niet eens, maar daarover straks meer.

Door Israël nu een paar jaar te ‘volgen’ in het nieuws, de geschiedenis van het land uit te zoeken en de Bijbel te lezen, kan ik niet anders concluderen dat God Zijn beloften nakomt. Door te kijken naar Israël weet ik zeker dat God bestaat!

Christenen die voor een politiek correcte oplossing zijn en zeggen; “geef de palestijnen toch een eigen staat”, nemen de Bijbel (en dus God) niet serieus en geloven dus ook niet in een letterlijk Koninkrijk met Koning Jezus op de troon. Deze gelovigen stellen het menselijke (humane) recht boven het Goddelijke recht! Deze gelovigen zien Israël net als een willekeurig ander land, niet als het ‘beloofde land’. God had immers, volgens de kerk, Zijn beloften aan een ander volk gegeven en de landbelofte van Kanaän was nu toch het ‘geestelijke Kanaän’ (de hemel) geworden? Bestemd voor het ‘geestelijke Israël’ (de kerk)? Mensen, vergeet dit!!!  “De Heere bouwt Jeruzalem weer op, Hij verzamelt Israëls verdrevenen” (Ps.147:2).

God is in 1948 opgestaan om Zich over Sion te ontfermen (Ps.102:14)! Hij heeft een streep getrokken en gezegd; “Nu is het genoeg, Mijn volk heeft lang genoeg geleden. Ik ga waarmaken wat Ik ze al eeuwen geleden en eeuwen lang beloofd heb”. Lees de profetieën!  Jezus leerde Zijn dicipelen; “En leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien gebeuren, weet dan dat het nabij is, voor de deur”  (Markus 13:28-29). In 1948 is die vijgenboom(Israël) gaan bloeien, want de staat Israël werd op één dag gesticht, volgens Jes.66:8. De zomer is aangebroken, de joden keren massaal terug naar Israël, naar huis. Ook deze 2de terugkeer van het joodse volk is allemaal al voorzegd in de profetieën; Jes.11:11-12, Jer.31:8-11, Amos 9:14-15, Ez.28:25-26, Ez.36:8-11. De wereld zal hierover spreken (Jer.16:14-15) en de heidenvolken zullen helpen met de terugkeer (Jes.14:1-2a). We zijn bevoorrecht dat we in een tijd leven waarin we de profetieën letterlijk in vervulling zien gaan, want het is eeuwenlang ‘stil’ geweest. God haalt en brengt de joden thuis om de eer van Zijn naam! (Ez.36:22-24)

De landbelofte die God gaf aan Abraham vinden we in;  Gen.12:1, Gen.12:7, Gen.13:15 en 17, Gen.15:7 en 18, Gen.17:8

De landbelofte die God gaf aan Izak vinden we in;  Gen.26:3-4

De landbelofte die God gaf aan Jakob vinden we in;  Gen.28:13, Gen.35:12

Andere Bijbelteksten met de landbelofte staan oa in; Ex.6:3 en 7, Lev.26:40-45, Deutr.4:31, Deutr.34:4, Neh.1:8-9, Ps.105:8-11, Jes.14:1-2, Jes.34:16-17, Jes.43:5-6, Jes.54:7, Jer.3:18, Jer.16:14-15, Jer.23:3 en 7-8, Jer.29:14, Ez.11:17-20, Ez.20:34-35 en 40-42, Ez.36:8-10 en 24-28, Ez.37:12-14 en 21-22 en 25-28, Ez.39:27-28, Amos 9:11-15, Sef.3:19-20.
De landbelofte heeft nooit afgedaan en geldt nog steeds voor Israël! Dat is diezelfde belofte waaruit het volk van Israël, tot op de dag van vandaag, leeft. Het vooruitzicht naar een eigen staat waarin ze in vrede kunnen leven. Met het uitzien naar de/hun Messias als Koning, de Vredevorst. Het is hetzelfde uitverkoren volk van God als uit het oude testament. Zijn volk woont nog steeds op deze aarde, leeft nog steeds onder ons! Het is satan niet gelukt om Jezus tegen te houden. Het is satan niet gelukt om Zijn volk te vernietigen. Het zal hem ook niet lukken om het beloofde land van hen af te nemen.
Wij lezen het Bijbelboek Jozua als een geschiedenisboek, maar in de hebreeuwse Bijbel staat dit Bijbelboek tussen de profetische boeken. In dit Bijbelboek lezen we dat God de maten van het beloofde land aan Jozua geeft (Joz.1:4). Zoals de landsgrenzen hierin beschreven worden is het nog nooit geweest, ook niet in de dagen van David of Salomo. We kunnen dus wel concluderen dat deze profetie nog niet is afgedaan en dat deze belofte van God nog in vervulling moet gaan!

Omdat, uit haat tegen de joden, Israël door de romeinse keizer Hadrianus (117-138 nchr) Palestina genoemd werd, lijkt het nu net of Palestina bij de palestijnen  hoort. Dit is een grote misvatting. Het volk dat zich vandaag de dag palestijnen noemt bestaat pas sinds de helft van de 20ste eeuw. Uitgeroepen door Yassar Arafat, n.b. zelf een egyptenaar! Toen Israël, door een voorkeur aan wereldstemmen, op 14 mei 1948 uitgeroepen werd tot joodse staat bestonden ze als zodanig nog niet. Niemand zal een palestijnse koning, keizer, president of wat dan ook kunnen noemen van voor de oprichting van de staat Israël. Het waren nl. allemaal losse stammen die her en der in het land leefden. Zij konden ook een stuk land in bezit krijgen, maar wezen het af. Zij werden door Israël opgenomen en werden gezien als mede-inwoners van de joodse staat. Dit is precies zoals het voorgeschreven staat in Ez.47:21-23. Palestijnen hebben Bijbels gezien burgerrechten, maar geen recht op een eigen staat binnen de landsgrenzen van Israël. Een saillant detail is dat juist de toenmalige joodse bevolking tot dan toe (1948), palestijnen werden genoemd als inwoners van het toen nog hetende Palestina. De toenmalige arabische bevolking verzette zich hevig om niet, net als de joden, zo genoemd te worden. En nu plegen ze er letterlijk moorden voor om als palestijn erkend te worden. Hoe raar kan het lopen!

Het aparte is dat de arabische bevolking de dorre woesternij niet eens wilde hebben. Zij kregen de keus voor een eigen stuk land, maar hebben dat toen afgewezen. Maar toen Israël het ging bebouwen en bewerken en het tot bloei kwam gingen ze het ineens opeisen.
De arabieren stammen af van Ismaël. In de Koran staat dat Abraham zijn zoon moest offeren, er wordt geen naam genoemd. Maar wij weten, op grond van de Bijbel, dat de beloften alleen voor Izak zijn en niet voor Ismaël (Hebr.11:17-18). Ismaël is biologisch gezien wel de eerstgeborene van Abraham, maar wordt door God niet erkend als erfgenaam (Gen. 21:9-12, Rom.9:6-8) Als Abraham zijn slavin Hagar met Ismaël weg moet sturen, dan noemt God Ismaël niet eens ‘zijn zoon’, maar ‘de jongen’  (Gen.21:12). Ook in Genesis 22 erkent God, tot 3 keer toe, dat Izak de enige zoon is (Gen.22:2, 12 en 16). Ismaël kreeg wel de zegen mee dat uit hem een talrijk volk zou voortkomen (Gen.16:10, Gen.17:20, Gen.21:13) en zelfs hun woongebied staat in de Bijbel beschreven. De nakomelingen van Ismaël vormden ook 12 stammen en woonden ten oosten van Egypte (Gen.25:12-18). Wat hebben de palestijnen, als verre arabische nakomelingen, dan te zoeken in de Gaza-strook, Judea en Samaria (de Westbank)?

Een ander misverstand wat mensen wel eens aandragen is dat de palestijnen en de joden halfbroers zijn en dat ze in principe dezelfde rechten hebben, omdat ze allebei biologische afstammelingen van Abraham zijn. Let op, dit is tegen Gods wil in! God heeft de beloften voor de erfgenaam alleen maar aan Izak gegeven (Gen.21:10b en 12b, Rom.9:6-8). God zegt zelfs dat alleen het nageslacht van Izak, Abrahams nageslacht genoemd zal worden (Gen.21:12). Bijzonder en dat terwijl Abraham acht zonen had (1 Kron.1:28 en 32)!. Dat wil zeggen dat een palestijn alleen een ‘geestelijk kind’ van Abraham kan worden door het geloof in Jezus Christus, net zoals nederlanders, belgen, duitsers, fransen, enz. Alleen door een persoonlijk geloof in Jezus delen ze mee in de beloften van Izak.

Eigenlijk is het niet moeilijk als we ons gewoon bij de Bijbel houden. Jezus komt niet terug op de palestijnse Olijfberg. Hij gaat ook niet als Koning regeren vanuit een palestijns Jeruzalem. De plek waar Abraham Izak moest offeren was de berg Moria (Gen.22:2 en 14), de Tempelberg. Daar, waar de Tempel stond (2 Kron.3:1, nb gekocht en betaald door de joodse koning David: 1 Kron.21:18-26) en waar die ook weer komt te staan (Op.11:1-2, Matt.14:15, Dan.9:21 en 2 Thess.2:4). Deze Tempel kan niet op palestijns grondgebied staan. Deze plaats en plaatsen behoren gewoon Zijn volk toe! Het joodse volk!

Ik begrijp ook heus wel dat dit een hele moeilijke kwestie is. Een kwestie die je het liefst ver weg stopt. Maar we moeten de dingen niet menselijk benaderen. Probeer het te zien vanuit Gods oogpunt. Het land is eigendom van God en noemt het Zelf 'Mijn land' (Gen.28:13, Jes.14:25, Jer.2:7, Ez.38:16 en Joël 3:2). En God heeft bepaald dat het een joodse staat moet zijn. Een joodse staat waar iedereen mag wonen. Als je dan, tegen Gods wil in, toch pleit voor een palestijnse staat in het beloofde land, ben je dan een antisemiet en geloof je dan echt in de God van de Bijbel?  Of als u de producten uit Judea en Samaria boycot, omdat u het zielig vindt voor de palestijnen, die uw eigen broeder of zuster daar weg willen hebben en of willen vermoorden. Ben je dan een antisemiet en geloof je dan echt in de God van de Bijbel? U mag het zelf invullen.

We leven in dagen dat profetieën voor onze ogen uitkomen en u bent bevoorrecht dat u dat mag meemaken! God laat u niet voor niets in deze tijd van Zijn heilsplan leven, als je het maar wilt zien. De profetie uit Jeremia 16 is zo treffend nl.; “Daarom, zie er komen dagen, spreekt de HEERE, dat er niet meer gezegd zal worden: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft, maar: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land, dat ik hun vaderen gegeven heb” (Jer.16:14-15). Hier kunnen we niet om heen als we naar de stroom joden kijken die vanuit de hele wereld (wekelijks) de terugkeer maken naar hun beloofde land en emigreren naar Israël. Bewust of onbewust, want ze komen allemaal met een andere reden,  maken ze deel uit van de vele profetieën die hierover in de Bijbel staan. God zegt dat als we deze profetieën uit zien komen, dan mogen we weten dat God Zich weer over Israël ontfermt (Deutr.30:3, Jer.32:37-42).

Onderzoek het Woord en toets uzelf, want ook u zal straks rekenschap moeten afleggen bij onze Hemelse Vader. Dan zal ook tegen u gezegd worden; “wat heb je voor en met Mijn volk gedaan? Want wat je voor hen gedaan hebt, heb je voor Mij gedaan”. Wat doet u met Gods eerstgeboren zoon?

Zegen Zijn volk, opdat u gezegend wordt!